INKOMSTENBELASTING – EINDEJAARSTIPS

! In 2017 volgen waarschijnlijk de echt grote hervormingen ten aanzien van de bijtelling van de auto van de zaak of van de eigen onderneming. Door nog dit jaar een nieuwe auto te kopen of leasen, kan een aanzienlijk fiscaal voordeel worden behaald. Wie nog in 2015 een auto leaset of koopt, geniet nog vijf jaar lang van de voordeligere bijtellingstarieven.
! In een besluit is goedgekeurd dat het plaatsen van een laadpaal in of bij de woning van een ondernemer voor een (semi-)elektrische auto die de onderneming ter beschikking stelt, deel uitmaakt van de terbeschikkingstelling van de auto. Daardoor is er dus geen ‘extra’ bijtelling nodig. De met de (semi-)elektrische auto en de oplaadvoorziening samenhangende kosten zijn aftrekbaar van de winst. De onttrekking wegens privégebruik van de auto maakt deel uit van de terbeschikkingstelling van de auto. Er vindt geen verhoging van de catalogusprijs plaats.

Met ingang van 1 januari 2016 wordt de Research & Development Aftrek (RDA) samengevoegd met de afdrachtvermindering voor speur- en ontwikkelingswerk. De RDA wordt tot en met 2015 verrekend met de winst terwijl de nieuwe afdrachtvermindering met ingang van 2016 wordt verrekend met de loonheffing. Het kan gunstig uitpakken om bepaalde kosten nog in 2015 te maken of juist uit te stellen tot 2016.
! Startende ondernemers maken soms nog geen winst, waardoor zij geen voordeel hebben van het gebruik van de RDA. Door de wijzigingen die in 2016 ingaan, zullen zij sneller van de regeling kunnen gebruikmaken.
! Zzp-ers die wel in 2015 in aanmerking komen voor een aftrek van de winst via de RDA krijgen vanaf 2016 te maken met een verzilveringsprobleem. Zij hebben immers geen personeel in dienst en kunnen dus geen beroep doen op een afdrachtvermindering. Ondernemers met relatief weinig personeel en hoge S&O-kosten en uitgaven kunnen met een vergelijkbaar verzilveringsprobleem te maken krijgen.
! Ondernemingen die vanaf 1 januari 2016 hun kosten van research & development willen verlagen, moeten uiterlijk 30 november 2015 elektronisch een WBSO-aanvraag indienen bij de Rijksdienst voor ondernemend Nederland.
De EIA is in 2016 58% van het bedrag aan energie-investeringen (boven het drempelbedrag en tot een bepaald maximum). In 2015 is deze ‘slechts 41,5%’. Het kan dus voordelig zijn om investeringen uit te stellen tot 2016.
Bij investeringen in bedrijfsmiddelen zijn er verschillende mogelijkheden om een deel van de investering terug te krijgen via de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA), de energie-investeringsaftrek (EIA) en/of de milieu-investeringsaftrek (MIA). Voor de KIA mag het investeringsbedrag niet hoger zijn dan € 309.693. Bij een investering tussen € 55.745 en € 103.231 is de KIA het hoogste, namelijk een vast bedrag van € 15.609 (cijfers 2015).
! De EIA is in 2015 41,5% van het bedrag aan energie-investeringen (boven het drempelbedrag en tot een bepaald maximum) en de MIA is 13,5%, 27% of 36% (afhankelijk van de soort milieu-investering en boven het drempelbedrag).
! Het komt voor dat wel recht bestond op de KIA, EIA en/of MIA, maar dat in de aangifte abusievelijk niet hierom is verzocht. Goedgekeurd is dat in zo’n geval aan de inspecteur kan worden gevraagd om de investeringsaftrek alsnog te verlenen en de aanslag ambtshalve te verminderen. Dit verzoek moet dan wel binnen vijf jaar worden gedaan.
Belastingheffing op de boekwinst van een verkocht bedrijfsmiddel is onder voorwaarden uit te stellen door de verkoopwinst te reserveren in een herinvesteringsreserve (HIR). Op de balansdatum moet dan wel een voornemen tot herinvesteren bestaan. De herinvestering moet plaatsvinden binnen drie jaar na het jaar waarin de HIR is gevormd, anders valt deze vrij in de winst. Een HIR die in 2012 is gevormd, moet dus uiterlijk op 31 december 2015 zijn benut voor een nieuw bedrijfsmiddel. Het is dus verstandig om te controleren of herinvestering nog in 2015 moet gebeuren.
! Als er bijzondere omstandigheden zijn, kan de herinvesteringstermijn van drie jaar worden verlengd.
! De afboeking van de HIR kan in beginsel plaatsvinden op elk willekeurig bedrijfsmiddel. Een uitzondering geldt voor een bedrijfsmiddel dat niet wordt afgeschreven of over een langere periode dan tien jaar wordt afgeschreven, zoals een bedrijfspand. In dat geval moet het vervangende bedrijfspand in economische zin dezelfde functie vervullen als het verkochte bedrijfspand.
Onbenutte verliezen uit 2006 en eerdere jaren zijn na 31 december 2015 verdampt. Door actie te ondernemen, is verrekening van (een deel van) de verliezen in 2015 wellicht toch nog mogelijk, bijvoorbeeld door stille reserves in bedrijfsmiddelen en/of activiteiten (goodwill) te realiseren.
Als een achterstand in de aflossing van de schuld voor de eigen woning niet binnen de daarvoor geldende termijnen wordt ingehaald, gaat de schuld waarvoor de aflossingsachterstand geldt, permanent over naar box 3. Er bestaat dan definitief geen recht meer op renteaftrek binnen de eigenwoningregeling. Deze sanctie is aangepast met terugwerkende kracht tot en met de invoering van de aflossingseis op 1 januari 2013. De desbetreffende schuld gaat nog wel steeds over naar box 3, maar die overgang is niet langer permanent. Die schuld of een nieuwe, opvolgende schuld kan op enig moment weer wel tot de eigenwoningschuld worden gerekend als voor deze bestaande of nieuwe schuld (weer) is voldaan aan de eisen voor het aanmerken als eigenwoningschuld (volledig en ten minste annuïtair aflossen binnen 360 maanden). Profiteer van deze minder strenge sanctie en los de eigenwoningschuld zo snel mogelijk af om te kunnen terugkeren naar de eigenwoningregeling van box 1.
! In de periode tussen overgang naar box 3 en terugkeer naar box 1 bestaat geen recht op renteaftrek binnen de eigenwoningregeling.
De rente die kinderen verschuldigd worden op een geldlening van hun ouders voor de aanschaf of verbetering van een eigen woning, kan jaarlijks door de ouders worden terug geschonken. De Hoge Raad heeft beslist dat de rente ook aftrekbaar is als deze eerst wordt bijgeschreven op de lening en later wordt afgelost door middel van een schenking.
Als geleend geld niet meteen wordt gebruikt voor verbetering of onderhoud van de eigen woning, hoeft dat volgens de Hoge Raad nog niet te betekenen dat niet meer wordt voldaan aan het oogmerkvereiste en de rente daarom niet aftrekbaar is in box 1. Het oogmerk om de geleende gelden te besteden aan verbetering of onderhoud is echter niet meer aanwezig, voor zover de gelden zijn gebruikt voor andere doeleinden en niet een daarmee overeenkomend bedrag liquide beschikbaar is gebleven. Concreet betekent dit dat een woningbezitter het door de bank verstrekte bedrag niet per se direct voor de eigen woning hoeft te gebruiken, zolang datzelfde bedrag maar wel liquide beschikbaar is, en ook beschikbaar blijft totdat de aankoop of verbouwing heeft plaatsgevonden. Alleen onder deze voorwaarden is de rente aftrekbaar.
Wie vermogensrendementsheffing in box 3 moet betalen, kan zijn vermogen per 1 januari 2016 verminderen door al in 2015 hypotheekrente vooruit te betalen. In 2015 is het hoogste tarief voor aftrek van hypotheekrente ook nog eens hoger (51%) dan in 2016 (50,5%). Het moet wel gaan om hypotheekrente die betrekking heeft op maximaal de eerste zes maanden van 2016.
! Als door de vooruitbetaling in 2015 in 2016 wordt voldaan aan de voorwaarden voor de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld, bestaat daar toch geen recht op.
Voor fiscale partners wordt het wettelijk mogelijk gemaakt om ook zonder feitelijke aanpassing van de begunstiging een dubbele vrijstelling te benutten. Vanaf 1 januari 2016 kunnen partners bij het indienen van de aangifte een “verzoek gezamenlijk genieten kapitaalverzekering” doen. Een uitkering uit een Brede Herwaarderingskapitaalverzekering (BH-kapitaalverzekering) of een kapitaalverzekering eigen woning (KEW), een gedeblokkeerd tegoed op een spaarrekening eigen woning (SEW) of een gedeblokkeerde waarde van een beleggingsrecht eigen woning (BEW) wordt dan geacht voor de helft bij iedere partner op te komen. Vervolgens kan iedere partner voor zijn deel van de uitkering, het tegoed of de waarde zijn persoonlijke vrijstelling benutten. Zo worden partners in eenzelfde positie gebracht als waarin zij zouden verkeren als zij tijdig de begunstiging of de gerechtigdheid zouden hebben gewijzigd.
Bij een pensioentekort mag maximaal 13,8% van de premiegrondslag als premies voor lijfrenten in aftrek worden gebracht op het inkomen in box 1. Hierop komen nog in mindering de opbouw van pensioenaanspraken en de dotaties aan de oudedagsreserve.
! De aftrek van lijfrentepremies in box 1 geldt vanaf 2015 slechts tot een pensioengevend loon van € 100.000.
! Een lijfrentepremie moet uiterlijk op 31 december 2015 zijn betaald, wil deze nog tot aftrek kunnen komen in 2015.
! Wanneer een ondernemer in 2015 zijn onderneming staakt en de stakingswinst vóór 1 juli 2016 omzet in een lijfrente, is in 2015 ook de premie aftrekbaar die in de eerste helft van 2016 wordt betaald. Hetzelfde geldt bij de omzetting van een oudedagsreserve in een lijfrente.
Als een aanspraak op een lijfrente of andere periodieke uitkeringen wordt afgekocht, vindt belastingheffing plaats door negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 in aanmerking te nemen. De waarde wordt minimaal gesteld op het totaal van de betaalde premies en andere bedragen. Deze zogenoemde minimumwaarderingsregel kan ongewenste gevolgen hebben bij afkoop. Daarom is in een besluit geregeld dat deze minimumwaarderingsregel niet meer hoeft te worden toegepast bij afkoop. Dit scheelt in de inkomstenbelasting.
! Voor afkopen die zijn gedaan vóór 1 januari 2016 en waarin de termijn voor ambtshalve vermindering nog niet is verlopen, kan deze tegemoetkoming ook worden verleend.
Wie verwacht (meer) belasting te moeten betalen over 2015, kan verzoeken om een voorlopige aanslag op te leggen of een verzoek doen om de voorlopige aanslag te herzien. Is zo’n verzoek ingediend voor 1 mei 2016, dan is namelijk geen belastingrente verschuldigd als de (nadere) voorlopige aanslag conform het verzoek wordt opgelegd.
! Het programma “Verzoek of wijziging voorlopige aanslag 2015” van de Belastingdienst houdt geen rekening met bepaalde op 1 januari 2015 in werking getreden wetswijzigingen.
Voor algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s) geldt sinds 1 januari 2014 een publicatieplicht. Kerkgenootschappen met een ANBI-status hoeven pas op 1 januari 2016 hieraan te voldoen. De ANBI-status wordt geweigerd of ingetrokken als een instelling niet voldoet aan de publicatieplicht. In zo’n geval is een schenking aan een ANBI fiscaal niet voordelig. Het is aan te bevelen om te checken of een ANBI haar verplichtingen is nagekomen. De ANBI moet onder meer de volgende gegevens publiceren: de officiële naam en de voor het publiek bekende naam, het KvK-nummer en/of het Rechtspersonen en Samenwerkingsverbanden Identificatienummer (RSIN), het post- of bezoekadres, het telefoonnummer of het e-mailadres, de doelstelling volgens de statuten, de samenstelling van het bestuur en de balans en de winst- en verliesrekening.
Bij onder andere vakantiebaantjes kan over het loon of een uitkering feitelijk te veel loonbelasting/premie volksverzekeringen zijn ingehouden. In dat geval kan het te veel ingehouden bedrag aan loonbelasting via een T-biljet worden teruggevraagd. T-biljetten moeten binnen vijf jaar na het einde van het desbetreffende kalenderjaar worden ingediend en de teruggave moet minimaal € 14 bedragen. Tot en met 31 december 2015 kunnen de T-biljetten over 2010 en latere jaren nog worden ingediend.
! Het is verstandig om vooraf een berekening te (laten) maken om te voorkomen dat de aangifte onbedoeld leidt tot een te betalen bedrag in plaats van tot een teruggave.

INKOMSTENBELASTING – AANDACHTSPUNTEN

Voor de zelfstandigenaftrek, de speur- en ontwikkelingsaftrek, de meewerkaftrek en de oudedagsreserve geldt een urencriterium. Minimaal 1.225 uren moeten in een kalenderjaar zijn besteed aan de onderneming en ook nog eens minimaal 50% van de beschikbare tijd.
! Voor startende ondernemers geldt een soepeler urencriterium doordat de 50%-eis niet geldt. Startende ondernemers met een arbeidsongeschiktheidsuitkering hebben genoeg aan 800 ondernemingsuren om te voldoen aan het urencriterium.
! Deeltijdondernemers, die naast hun onderneming een dienstbetrekking hebben, zullen doorgaans niet kunnen voldoen aan het urencriterium. Rechtbank Den Haag heeft beslist dat de reistijd die is gemaakt voor de dienstbetrekking, niet meetelt voor de uren die voor de dienstbetrekking worden gemaakt, maar Hof Den Haag besliste daarna dat die uren wel meetellen. De Hoge Raad moet hier nog over beslissen. Deeltijdondernemers kunnen zich voorlopig op het standpunt stellen dat de reistijd van de dienstbetrekking niet meetelt voor de uren van de dienstbetrekking. Hierdoor zullen zij iets gemakkelijker kunnen voldoen aan het urencriterium.
! Ondernemers die twee jaar achter elkaar niet voldoen aan het urencriterium, moeten de oudedagsreserve belast laten afnemen met het bedrag van de oudedagsreserve dat hoger is dan het ondernemingsvermogen.
Winstuitdelingen na emigratie van een aanmerkelijkbelanghouder leiden sinds 15 september 2015 in alle gevallen tot belastingheffing of tot een (naar rato) intrekking van het uitstel van betaling en de conserverende belastingaanslag wordt niet meer alleen als gevolg van tijdsverloop na tien jaar kwijtgescholden. Deze maatregelen zijn bedoeld om de in Nederland opgebouwde fiscale claim te behouden en om fiscaal gedreven emigratie te voorkomen.
! De belasting die in het buitenland wordt geheven, komt in mindering op de Nederlandse heffing.
! De vestigingsplaatsfictie, die bepaalt dat een lichaam gedurende tien jaar na verplaatsing van de werkelijke leiding nog wordt geacht in Nederland te zijn gevestigd, is ook aangepast. De tienjaarstermijn is vervangen door een termijn die loopt totdat de conserverende aanslag volledig is voldaan.
Geld lenen van de eigen BV voor de aanschaf of verbetering van een eigen woning kan aantrekkelijk zijn. De rente op deze eigenwoningschuld is alleen aftrekbaar als de gegevens over de lening tijdig en correct zijn doorgegeven aan de Belastingdienst. De Belastingdienst stelt voor deze renseigneringsplicht een formulier “Opgaaf lening eigen woning” ter beschikking op zijn website. De renseigneringsplicht geldt sinds 2013 en alleen voor nieuwe leningen die vanaf die datum zijn aangegaan.
! De gegevens moeten aan de Belastingdienst worden verstrekt bij de aangifte, maar uiterlijk op 31 december van het jaar dat volgt op het jaar waarin de lening is aangegaan.
! De informatieplicht voor belastingplichtigen met een eigenwoningschuld anders dan bij aangewezen administratieplichtigen (bijvoorbeeld een schuld bij de “eigen” BV of bij een familielid) wordt vanaf 2016 geïntegreerd in het aangifteproces. Met het doen van aangifte en het claimen van renteaftrek voor een dergelijke schuld wordt automatisch ook steeds voldaan aan de desbetreffende informatieplicht. De afzonderlijke sanctie van (tijdelijk) verlies van renteaftrek bij het niet-tijdig verstrekken van de gevraagde gegevens vervalt. Voor het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens gaan de standaardsancties gelden, die van toepassing zijn bij het niet, onjuist of onvolledig doen van aangifte.
Verplichtingen aan bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn, die rechtstreeks uit het familierecht voortvloeien, worden met ingang van 1 januari 2017 uitgezonderd van de in box 3 in aanmerking te nemen verplichtingen. Dit geldt ook voor vergelijkbare verplichtingen tot het doen van periodieke uitkeringen en verstrekkingen waarvan het recht ook is uitgezonderd van box 3 op basis van de rangorderegeling. Het gaat dan om verplichtingen tot het doen van uitkeringen of verstrekkingen aan bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn en aan personen die behoren tot het huishouden van de schuldenaar, die in rechte vorderbaar zijn en niet de tegenwaarde voor een prestatie vormen. Het gaat bij de laatstgenoemde categorie bijvoorbeeld om schadevergoedingen uit onrechtmatige daad en uitkeringen op basis van een dringende morele verplichting, die juridisch afdwingbaar zijn gemaakt.
Vanaf 2016 komen er twee nieuwe uitzonderingen op het partnerbegrip: (1) bij huisvesting in een opvanghuis en (2) bij stiefkinderen. Om niet te worden aangemerkt als fiscale partner, moet wel worden voldaan aan enkele voorwaarden.
1. Bij huisvesting in opvanghuis: Twee personen die zijn gehuisvest in een opvanghuis met een kind van een van beiden, worden tijdens dat verblijf niet als partners aangemerkt. Zij moeten dan wel een afschrift van de gemeentelijke beschikking in de zin van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 verstrekken aan de inspecteur.
2. Bij stiefkinderen: In het voor de fiscaliteit en toeslagen geldende partnerbegrip is bepaald dat de bloedverwant in de eerste graad van de belastingplichtige in ieder geval niet wordt aangemerkt als diens partner, tenzij beiden bij de aanvang van het kalenderjaar 27 jaar zijn. Vanaf 2016 geldt deze uitzondering ook voor aanverwanten in de eerste graad.
Een ondernemer kan verschillende ondernemingen hebben. Een boekwinst op een verkocht bedrijfsmiddel waarvoor een herinvesteringsreserve is gevormd, moet binnen dezelfde onderneming worden gebruikt. Er kan dus niet met een herinvesteringsreserve binnen de ondernemingen worden geschoven.
Ondernemers die winst maken, kunnen een deel van die winst aanwenden voor een oudedagsreserve. Daarvoor moet wel worden voldaan aan het urencriterium en aan het begin van het kalenderjaar mag de ondernemer de AOW-leeftijd nog niet hebben bereikt. Deze toevoeging aan de oudedagsreserve verlaagt de inkomstenbelasting. In 2015 bedraagt de maximale toevoeging aan de oudedagsreserve 9,8% van de winst, met een maximum van € 8.631.
De regeling willekeurige afschrijving voor milieubedrijfsmiddelen (Vamil) biedt de mogelijkheid om 75% van de investeringskosten willekeurig af te schrijven en geldt voor ondernemers die investeren in bedrijfsmiddelen die zijn aangewezen op de Milieulijst (investeringen in het belang van de bescherming van het Nederlandse milieu). De overige 25% volgt het reguliere afschrijvingsregime. Door de (snellere) afschrijving hoeft minder inkomstenbelasting te worden betaald. Daar staat tegenover dat de inkomstenbelasting later hoger is doordat minder afschrijvingskosten in aftrek kunnen worden gebracht. De Vamil levert dus een liquiditeitsvoordeel op.
Startende ondernemers kunnen over hun investeringen tot een maximum van € 309.693 (2015) willekeurig afschrijven. Als de startende ondernemer dat wenst, kan hij in één keer tot op de restwaarde afschrijven. Bij bedrijfspanden kan in één keer tot op de “bodemwaarde” worden afgeschreven. De bodemwaarde van een bedrijfspand in eigen gebruik bedraagt 50% van de WOZ-waarde. Als door de forse afschrijving een verlies ontstaat, kan dit worden verrekend met positieve inkomsten van box 1 in de voorafgaande drie jaren.
! Door een optimale willekeurige afschrijving kan recht ontstaan op een middelingsteruggave.
! Door willekeurig af te schrijven kan het recht op zelfstandigenaftrek vervallen wanneer verlies wordt geleden.
! Bij een verlies leidt toepassing van de mkb-winstvrijstelling tot een verlaging van het verlies.
Als een partner meewerkt in de onderneming is het mogelijk een reële arbeidsbeloning aan hem of haar toe te kennen. Deze vergoeding komt ten laste van de winst. Bij de partner is de vergoeding belast. Geldt het toptarief van 52% inkomstenbelasting, dan kan een flink progressievoordeel worden behaald, zeker wanneer de partner geen of slechts weinig andere inkomsten in box 1 heeft. Er gelden wel enkele voorwaarden. Zo moet het bedrag van de beloning minimaal € 5.000 bedragen en periodiek aan de partner worden betaald. Een beloning die lager is dan € 5.000, is niet aftrekbaar van de winst en niet belastbaar bij de partner.
! Een andere mogelijkheid is het claimen van de meewerkaftrek, als de partner minimaal 525 uur in de onderneming werkt zonder daarvoor een vergoeding te ontvangen en de ondernemer zelf recht heeft op de zelfstandigenaftrek. Deze faciliteit bedraagt minimaal 1,25% en maximaal 4% van de winst. De partner wordt in dit geval niet belast voor de aftrek.
! Onder voorwaarden is het mogelijk om een vennootschap onder firma of maatschap aan te gaan met de partner. Als de partner ook kan worden aangemerkt als ondernemer, kan deze ook de mkb-winstvrijstelling krijgen.
Elke ondernemer kan op een relatief eenvoudige manier zijn winst verlagen door kritisch naar zijn balans te kijken. Vaak is het mogelijk om een voorziening voor verwachte uitgaven te vormen of kan een vordering worden afgewaardeerd die onvolwaardig is. Wellicht staan er nog incourante aandelen op de balans die kunnen worden afgewaardeerd of ligt er incourante voorraad in het magazijn.
! Als een voorziening niet mogelijk is, kan soms een kostenegalisatiereserve worden gevormd. Deze reserve is bijvoorbeeld mogelijk voor groot onderhoud van een bedrijfspand.
Geruisloze inbreng van een onderneming in een BV is niet mogelijk als sprake is van een incidenteel fiscaal voordeel. De Hoge Raad heeft echter beslist dat een incidentele hoge bedrijfsbate in de oprichtingsperiode van een BV niet is aan te merken als een incidenteel fiscaal voordeel. Een eenmalig hoge bate in de voorperiode hoeft de ondernemer dus niet ervan te weerhouden om zijn onderneming geruisloos in te brengen in een BV.
De belastingplichtige die zijn “werkzaamheid” in de zin van de Wet IB 2001 beëindigt, wordt geconfronteerd met eindafrekening, net als dat het geval is bij staking van een onderneming. Dit geldt echter niet als het einde van de werkzaamheid het gevolg is van uitbreiding van activiteiten, waardoor de werkzaamheid moet worden aangemerkt als onderneming. In de Wet IB 2001 is een verplichte doorschuiffaciliteit opgenomen die deze eindafrekening voorkomt. Deze faciliteit is alleen van toepassing als een werkzaamheid uitgroeit tot een onderneming.
Een startende ondernemer die in het kader van zijn startende onderneming verplicht moet verhuizen naar een bepaald(e) regio of rayon, kan de verhuiskosten onder voorwaarden ten laste van de winst van zijn onderneming brengen.
Een ondernemer die zijn onderneming drijft vanuit zijn privéhuurwoning, kan volgens een uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland een deel van de huurkosten ten laste van de winst van zijn onderneming brengen. Hof Den Haag besliste eerder dat dit niet kon, maar tegen die uitspraak is cassatie ingesteld. Het is verdedigbaar om huurlasten van een privéhuurwoning (deels) ten laste van de onderneming te brengen als de onderneming (mede) vanuit de huurwoning wordt gedreven.
Als een belastingplichtige en zijn partner in een kalenderjaar en het daaraan voorafgaande kalenderjaar geen aanmerkelijk belang (a.b.) meer hebben, kan op verzoek een nog niet verrekend verlies uit a.b. worden omgezet in een belastingkorting voor het bedrag van dit verlies.
! De belastingkorting is alleen te verrekenen met de belasting over het inkomen van box 1. Hof Amsterdam heeft beslist dat de belastingkorting niet mag worden verrekend met de belasting over het inkomen van box 3.
Als de hoogte van de belastbare inkomens in box 1 (werk en woning) over drie opeenvolgende jaren sterk heeft gewisseld, kan aanspraak bestaan op een middelingsteruggave. Dit houdt in dat het inkomen van drie jaren in gelijke delen over die jaren wordt verdeeld. Voorwaarde voor middeling is dat de aanslagen over de desbetreffende drie jaren definitief zijn opgelegd en onherroepelijk zijn geworden. Elk te middelen jaar mag slechts één keer in een middelingsverzoek zijn begrepen. Het loont om vooraf het verzoek voor een middelingsteruggave goed door te rekenen om de meest gunstige jaren te bepalen voor het middelingsverzoek. Middeling kan ook een aardige optie zijn voor personen die kort geleden hun eerste “echte” baan hebben gekregen en de jaren daarvoor een vakantiebaan of een bijbaan hebben gehad.
! Het bedrag van de teruggave moet hoger zijn dan een bepaalde drempel (2015: € 545).
! Bij een middelingsverzoek mag niet alleen rekening worden gehouden met het inkomstenbelastingdeel maar moet ook rekening worden gehouden met de premie volksverzekeringen.
! In een besluit is onder voorwaarden goedgekeurd dat als geheel kalenderjaar mag worden aangemerkt, het kalenderjaar waarin slechts een deel van dat jaar binnenlandse belastingplicht bestond als gevolg van overlijden. Het besluit werkt terug tot en met 23 juni 2014.
Ondernemers die belastingschulden niet kunnen betalen, kunnen telefonisch vragen om uitstel van betaling van maximaal vier maanden. Dit geldt alleen voor schulden tot € 20.000.
! Wanneer wordt gebruikgemaakt van deze betalingsregeling, is wel invorderingsrente verschuldigd. Deze bedraagt sinds 1 april 2014 4%.
! Let op: Telefonisch uitstel vragen is geen melding betalingsonmacht.
Het kan interessant zijn om een kleine hypotheek af te lossen, die nog rust op een eigen woning. Voor een eigen woning geldt het eigenwoningforfait. Deze bijtelling op het inkomen verlaagt de aftrek van hypotheekrente. Als er geen of een kleine hypotheek op de eigen woning rust, hoeft (een deel van) het eigenwoningforfait niet bij het inkomen te worden geteld.
! Een bijkomend voordeel van het aflossen van een kleine hypotheek is dat het box 3-inkomen minder zal worden, zodat de aflossing ook nog eens belasting in box 3 kan besparen.
Voor een onder water staande eigen woning die is verkocht, bestaat sinds 2013 de mogelijkheid om de rente op een restschuld in aftrek te brengen. Het gaat hierbij om restschulden die zijn ontstaan van 29 oktober 2012 tot en met 31 december 2017. De regeling is zowel van toepassing als een nieuwe woning wordt gekocht als wanneer de eigenwoningregeling wordt beëindigd omdat bijvoorbeeld een woning wordt gehuurd. De rente over de restschuld is maximaal tien jaar aftrekbaar maar deze periode is vanaf 2015 verlengd naar vijftien jaar. Hierdoor is niet alleen de rente langer aftrekbaar maar kan er ook langer worden gedaan over het aflossen van die restschuld.
! Let op: Het is duurder om langer te doen over het aflossen van de restschuld. In zoverre is het voordeliger om zo snel mogelijk van de restschuld af te zijn.
! Voor de aftrek van rente op een restschuld geldt geen aflossingseis. Dit betekent dat de hele lening ook aan het einde van de looptijd pas mag worden afgelost.
Wie aftrekbare kosten met betrekking tot de eigen woning in aftrek brengt tegen het inkomstenbelastingtarief van de vierde schijf, krijgt sinds 2014 ieder jaar een kleiner fiscaal voordeel. In 2016 zijn deze kosten aftrekbaar tegen een tarief van 50,5% (2015: 51%) en dit tarief wordt vervolgens jaarlijks met stappen van 0,5%-punt verlaagd. Het aangepaste tarief wordt verminderd totdat het gelijk is aan het tarief in de derde schijf (momenteel 42%).
! Ter compensatie van deze verlaagde aftrek wordt de derde tariefschijf verlengd. Vanaf 2018 wordt de derde tariefschijf stapsgewijs verlaagd van 42% naar 38% (in 2042).
De termijn van de verhuisregeling is vanaf 2015 verlengd naar drie jaar. Een sinds 2012 leegstaande, voor de verkoop bestemde woning kan in 2015 nog worden aangemerkt als eigen woning, mits die woning in 2012 een eigen woning was. Verder kan een in of na 2012 aangekochte leegstaande woning of een woning in aanbouw in 2015 nog steeds worden aangemerkt als eigen woning, mits die woning bestemd is om uiterlijk in 2015 als eigen woning ter beschikking te staan aan de belastingplichtige.
! Bij nieuwbouw is sprake van een woning in aanbouw vanaf het moment van sluiten van de koop-/aannemingsovereenkomst als die woning in aanbouw uitsluitend is bestemd om als hoofdverblijf ter beschikking te staan in het kalenderjaar waarin de koop-/aannemingsovereenkomst is gesloten of een van de drie daaropvolgende jaren (bestemmingseis).
! Betreft het een bouwkavel en zijn de bouwkundige werkzaamheden begonnen, dan is in ieder geval vanaf zes maanden voor de start van de feitelijke bouwwerkzaamheden sprake van een woning in aanbouw. De belastingplichtige moet dan wel aannemelijk maken dat die woning in aanbouw vanaf zes maanden voorafgaand aan de start van de feitelijke bouwwerkzaamheden, uitsluitend bestemd is om hem in het kalenderjaar of een van de drie daaropvolgende jaren als hoofdverblijf ter beschikking te staan.
Het is mogelijk om na een periode van verhuur van een te koop staande voormalige eigen woning terug te keren van het box 3-regime naar de eigenwoningregeling in box 1. Op dat moment herleeft de hypotheekrenteaftrek voor het restant van de periode waarvoor een verhuisregeling geldt. De woning moet dan wel leeg te koop hebben staan. Deze regeling geldt gedurende maximaal 3 jaar na het kalenderjaar waarin de woning is verlaten.
Rechtbank Zeeland-West Brabant heeft in een bijzondere zaak beslist dat de hypotheekrente die een man voor zijn broer betaalde, aftrekbaar was bij de broer. De Rechtbank verbond daaraan wel de voorwaarde dat de hypotheekrente moet drukken op de “niet-betaler” (de broer). Daarvan is volgens de Rechtbank sprake als (1) de kosten betrekking hebben op de gemeenschappelijke eigendom van een woning, (2) de kosten voortvloeien uit een gemeenschappelijke schuld en (3) de mede-eigenaar overeenkomstig zijn intentie (mede) voor rekening van de andere mede-eigenaren heeft betaald.
! Deze uitspraak kan mogelijk uitkomst bieden in de situatie dat een ex-partner zijn/haar rentelast op een nog gezamenlijke woning niet voldoet en de andere partner de volledige rente voor zijn/haar rekening neemt.
De uitzendregeling in de eigenwoningregeling geldt niet meer vanaf het moment dat de woning door de uitgezonden expat wordt verhuurd. Vanaf dat moment verdwijnt de woning uit box 1 en kan deze gedurende de uitzendperiode daarin ook niet terugkeren wanneer de verhuur is geëindigd. De Hoge Raad heeft dit beslist. Dit kan erg onvoordelig uitpakken bij een langere uitzending.
Om te voorzien in inkomen bij arbeidsongeschiktheid, kunnen ZZP’ers sinds 1 januari 2015 een lijfrente (gedeeltelijk) eerder opnemen zonder dat revisierente wordt verschuldigd. De regeling geldt alleen bij langdurige arbeidsongeschiktheid, als de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet is bereikt. Er geldt voor 2015 een maximum afkoopbedrag van € 40.000. De ontvangen afkoopsom behoort wel tot het box 1-inkomen. Bij gedeeltelijke afkoop van de lijfrente blijft het restant onder het lijfrenteregime van box 1 vallen.
Sinds 2015 is het niet langer mogelijk om pensioen op te bouwen boven een pensioengevend loon van € 100.000. Om toch extra te sparen voor de oude dag is het mogelijk gemaakt om onder bepaalde voorwaarden een nettolijfrente op te bouwen, waarbij de premie dus niet aftrekbaar is in box 1.
! Er zijn grenzen gesteld aan de jaarlijkse premie die mag worden ingelegd.
! De aanspraak op een nettolijfrente is vrijgesteld in box 3.
Voor verhuurde woningen die onder de huurbeschermingsregels vallen, geldt de leegwaarderatio. De waardering van zo’n verhuurde woning is afhankelijk van de ontvangen huur en wordt gewaardeerd op een bepaald percentage van de WOZ-waarde. De Hoge Raad heeft hierover geoordeeld. Als de waarde volgens de leegwaarderatio afwijkt van de waarde in het economische verkeer van het pand in verhuurde staat, mag de waarde in het economisch verkeer worden aangehouden als de waardering op basis van de leegwaarderatio leidt tot een waarde die in betekenende mate (10% of meer) hoger is dan de waarde in het economische verkeer.
Wie vóór 1 oktober 2015 de Belastingdienst heeft verzocht om een voorlopige aanslag op te leggen, mag het bedrag van de voorlopige aanslag als schuld in box 3 opnemen. Dit is alleen mogelijk als de Belastingdienst de voorlopige aanslag niet vóór 1 januari 2016 heeft opgelegd.
Een schenking aan een culturele instelling levert een hogere aftrek in de inkomstenbelasting op door de zogeheten “multiplier”. Voor de giftenaftrek in de inkomstenbelasting mag de gift namelijk met 25% worden verhoogd, met een maximum van € 1.250.
! De “multiplier” geldt tot en met het belastingjaar 2017.
Verliezen op leningen aan startende ondernemers (“durfkapitaal”, ook wel tante Agaath-leningen genoemd) zijn sinds 1 januari 2011 niet meer aftrekbaar. Alleen als de lening vóór die datum is verstrekt en een vordering niet meer voor verwezenlijking vatbaar is, komt het verlies nog als persoonsgebonden aftrek in mindering op het inkomen.
! Maximaal € 46.984 is aftrekbaar als verlies. Dit bedrag geldt per startende ondernemer. De lening moet wel zijn kwijtgescholden binnen acht jaar na het aangaan van de lening.